behandeling |
Type 1
De enige mogelijkheid bij type 1 is het spuiten met insuline. Ook moet iemand meerdere keren per dag bloedsuiker meten, om te weten hoeveel insuline er op dat moment nodig is.
Injecteren van insuline gebeurt meestal met een insuline-pen, dat is een heel modern soort injectiespuitje. Een insuline pen lijkt op een dikke vulpen, er zit zelfs een vulling in van insuline. Het naaldje is heel klein, gelukkig een enorm verschil met die dikke spuiten van vroeger! De besten plekken om te spuiten zijn: je bovenbenen, onderbuik, billen en bovenarmen.
Ook zijn er insulinepompjes, die via een naaldje constant een beetje insuline spuit. Er zijn verschillende soorten pompjes.
Type 2
De meesten met type 2 beginnen met het slikken van pillen metformine. Deze pillen zorgen er voor dat de lever minder bloedsuiker aanmaakt. Maar het doet nog meer: het is goed voor de bloedvaten. Bovendien is het handig voor mensen met overgewicht, want je komt er niet van aan. Van sommige andere medicijnen wel.
Ook worden thiazolidinedionen gebruikt. Deze middelen maken de lichaamcellen gevoeliger voor insuline zodat de bloedsuiker beter kan worden opgenomen. Het is niet goed voor mensen met lever en hartproblemen.
Om er voor te zorgen dat de alvleesklier meer insuline aanmaakt worden meglitiniden gebruikt zoals repaglinide. Ze werken heel kort en snel, dus precies voor de duur van een maaltijd. Dit middel wordt niet vaak voorgeschreven.